Hoofdstuk 8

Goed mee persen, Mevrouw! Als er een wee komt persen!'
'Ja, persen maar! Als u persen kan mag u persen mevrouw en als-tie weg is stoppen we.'
'Kijk, daar komt wat beweging,' wijst de dokter mijn vriendinnen aan. ' Nu draait hij om z'n as.

'Mijn kleine Moby Dick. Ik ken zijn bewegingen al te goed. Hoe hij met vijf maanden driftig tegen de binnenkant van mijn zij stompte. Hoe we samen speelden.

‘Vind je het niet prettig als ik op mijn buik lig? Heb je niet genoeg ruimte zo?’
Ik rolde om, liggend op mijn rug, betastte ik met beide handen mijn blote buik. Hij golfde onder mijn handen door. Trok mijn buik scheef naar links, naar rechts en liet heel even een spoor van een handje of een voetje zien.
‘Wil je tikkertje spelen?’
‘Oké dan. Pak aan! Jij bent 'm!’ Ik drukte mijn buik in op de plaats waar ik hem het laatst had gevoeld. Dreigend kalm als de zee voor een storm trok de rust over me heen. Tot hij plotseling opdook net als de beroemde witte walvis van Herman Melville. Mijn hele buik raakte in beroering en hij gaf me een paar flinke porren precies op de plek waar ik had geduwd.
‘Au!’ Lachte ik toen blij.


                        1951

Ik draag mijn dikke blonde haar in vlechten tot ver over mijn schouders. Of zijn ze er dan al af? Mijn moeder is weer ziek en mijn zus zorgt voor ons grote gezin. Elke morgen mijn haar uitborstelen en opnieuw invlechten is voor mijn zusje te moeilijk.
Zonde van dat prachtige haar, schudt de kapper zijn hoofd boven mij in de spiegel. Even aarzelt hij alsof hij hoopt op een engel die het bevel tot knippen op het laatste moment zal verhinderen. Maar er gebeurt niets en met een spijtig gezicht zet hij de schaar in mijn vlechten. 
In die periode verlies ik niet alleen mijn vlechten. Twee pilaren waarop mijn kinderlijk vertrouwen rust storten ineen: Sinterklaas bestaat niet en baby's komen niet uit de rode kool. 
Nog eenmaal loop ik over de loper in het midden van de dorpszaal naar voren. Daar zit de goedheiligman in zijn rode mantel, met links en rechts een Piet. Dit keer zal ik goed opletten en me niet laten afleiden door mooie praatjes. Als ik dichterbij kom, zie ik de wit geschminkte huid en de slecht geplakte baard met de bewegende mond erachter. Het is waar wat mijn vriendinnetjes vertellen: 'gewoon een verklede man.'
De verlichte stad waar moeder mij elk jaar mee naartoe neemt, die zoveel verwondering in mij wekt, is niet, zoals ik lang heb gedacht, het bewijs van zijn bestaan, maar een complot van grote mensen.

Otto heeft voor zijn eerste communiefeest een boek gekregen, waar ik graag in lees. 'Het brood der engelen' gaat over de vervolging van de eerste christenen. Met rode oortjes lees ik, ergens op de grond in een hoekje van de kamer, of 's avonds stiekem in bed, over hun standvastig geloof en hun marteldood. De nog jonge Stefanus gestenigd. De kleine Agnes bloot tentoongesteld en met een priem doorboord. Laurentius op het gloeiende rooster: 'keer mij maar om, aan deze kant ben ik al gaar.'
De waarheid is heilig maar grote mensen, ontdek ik steeds vaker, hebben hun geheimen. De juiste volgorde weet ik nu niet meer. Was het eerst de goedheiligman die van het toneel verdween? Of de mythe van de pasgeboren baby's?

Dinah, naast me in de schoolbank, heeft al borsten. Op een dag vertelt ze me plompverloren: 'Tineke Groenenveld krijgt gauw een baby.'
'Hoe kan jij dat nou weten?'
Als mijn moeder, met een koud gezicht en een sjaaltje om haar hals een rode kool uit de tuin naar binnen brengt, let ik steeds goed op. In de woonkamer, het enige verwarmde vertrek in ons koude scheve huis, maakt ze hem klaar. Ik klim half op een stoel, half op de tafel, met mijn neus dicht bij de plank waarop ze wil gaan snijden.
'Pas op! Straks ben je een vinger kwijt.'
Snel trek ik mijn handen terug. Gespannen kijk ik hoe mijn moeder met het grote mes naar het juiste plekje in het paars fluwelen buitenblad zoekt. Met haar andere hand geeft ze wat tegendruk. Dan buigt ze zich naar voren. Traag glijdt het mes door de samengeperste windingen waarvan ik later vind dat ze wel wat op hersenen lijken, maar die mij nooit verrassen met een nieuw broertje. Dat ligt altijd onverwachts in de wieg, 's morgens vroeg of na een korte logeerpartij.
'Ze heeft een hele dikke buik.' Met haar hand gebaart Dinah een halve boog ergens van haar borst tot boven aan haar benen.
'Wat heeft dat er nou mee te maken!'
Ik ken Tineke wel. In het voorjaar heeft ze moeder met de schoonmaak geholpen. Alles aan Tineke is groot en sterk: haar voeten, benen, heupen. Zingend rolt ze de zware kokosmat op en draagt hem moeiteloos naar buiten waar ze hem met een forse zwaai over de daarvoor bestemde lat hangt. Met flinke klappen klopt ze de ruwe mat. Net goed, vind ik, want hij doet erg pijn aan mijn knieën als ik naast mijn broertjes neerkniel voor ons avondgebed. Dikke stofwolken stijgen op. Maar Tineke trekt zich er niets van aan. Ze lacht met haar brede mond, haar grote witte tanden bloot.
Alleen voor muizen is ze bang. In paniek vlucht ze het dak van de schuur op als mijn broertje Dirk vlak bij haar voeten een pas gevangen veldmuisje laat lopen. Met gespreide benen springt ze gillend weer naar beneden. Haar rossige krullen waaieren uit als een krans om haar hoofd. De luchtstroom bolt haar rokken op, gunt mij kort een blik op haar stevige blanke dijen en de wijde pijpen van haar onderbroek. Tineke zit dan al niet meer op school. Verder dan de vierde klas is ze niet gekomen.
's Avonds zit ik met mijn zes broertjes en zusje aan de grote tafel in de huiskamer. Mijn moeder pakt de aangereikte borden en schept aardappelen op uit de pan die midden op de tafel staat.
'Weet je wat Dinah van Dijk op school vertelt..,' probeer ik boven het geroezemoes uit te komen. Moeder deelt sla en botersaus uit.
'Ik lust geen sla,' roept mijn broertje Ward. Hij wil nooit eten en trekt zijn bord terug juist als moeder er sla op wil leggen.
'Laat dat!' Moeder raapt de blaadjes van tafel en legt ze op zijn bord. 'Ik wil dat je een beetje proeft, daarna mag je appelmoes.'
'Ze zegt, dat kinderen uit de buik van de moeder komen. Wie zegt er nou zoiets!'
Even is het stil, maar al gauw praat iedereen weer door elkaar heen. Ik kijk naar mijn bord. Ik houd ook niet van sla.
Na het eten vraagt mijn moeder: 'Jana, help jij me even met afwassen?'
Ik hoor de verhoogde tonen in de klank van haar stem. Er ligt een belofte in besloten en ik werk gewillig mee. Kort daarna sta ik met een droogdoek in mijn handen onder het lage dak van de aangebouwde keuken. Moeder doet een scheutje lodaline in de afwasteil en giet er een ketel heet water in leeg. Het water schuimt hoog op. In de fles, naast haar op het aanrecht, beweegt het groene plastic bedeltje traag omhoog en omlaag door de gelige vloeistof. Die heb ik nog niet in mijn verzameling! Een frisse, prikkelende geur verspreidt zich door de keuken. Met het slangetje van de koudwaterkraan spuit ze een rond gat in de berg schuim. Slierten waterdamp kringelen rond haar hoofd. Ze pakt een borstel en begint aan de grote stapel afwas. Nog voor het eerste bord in het afdruiprek staat, zegt ze: 'kinderen groeien in de buik van de moeder.'
Ik pak het bord en veeg het met onhandige bewegingen droog.
'Je had het kunnen weten. Het staat in een gebed dat we elke dag bidden. Luister maar, "Wees gegroet, Maria vol van genade, de Heer is met u en gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Hoor je dat? Gezegend is Jezus de vrucht van uw schoot." Jezus is uit de buik van Maria geboren.'
'O!' Schaamte kruipt over mijn gezicht. Al die tijd heb ik niet geweten wat ik bad. Uit de buik van de moeder! Maar een mens is toch geen beest? Ik ruik de geur van pasgeboren poesjes.
'Stil maar,' sus ik het kronkelende lijf van de moederpoes in de kartonnen boterdoos. 'Komt er weer één?' Ik zit op de koude cementen vloer van de schuur. Ik streel haar. Help haar met het droogmaken van een jong. Neem het voorzichtig in mijn handen. Kijk naar de gesloten oogjes, naar het zachtroze mondje dat piepend zoekt. Ik leg het tegen mijn gezicht en adem de lucht in van een nieuw leven. Wordt een kind zo geboren? Maar uit een buik komen pies en poep. Dat is toch vies? Zoiets doet de heilige Maagd Maria vast niet. Maria leefde kuis. Ze is geboren zonder erfzonde. Ze hoefde niet eens te worden gedoopt, zoals alle pasgeboren baby's. 
'In mijn buik groeit ook weer een kindje.' Mijn moeder laat een bord rusten in het sop en komt omhoog uit haar voorovergebogen houding.
'Kijk maar,' zegt ze terwijl ze een stapje opzij doet.
Ik staar naar de voorkant van haar lichaam. Zoals mijn moeder daar staat in haar zwarte schort, bedrukt met gele en rode bloemetjes, strak gespannen om haar dikke buik.
'Bid maar voor een zusje! Broertjes heb je genoeg.' Zegt ze tegen me en draait zich terug naar de gootsteen waar ze het bord opdiept uit het sop. Twee maanden later wordt mijn broertje Freek geboren.

8 opmerkingen:

  1. Tussen het tuinhuisklussen door, even een nieuw hoofdstuk van Kala Kala geplaatst. Het gedeelte 1951 is als kort verhaal met de titel: 'De vrucht van haar schoot...' gepubliceerd in 'Verboden Terrein', een verhalenbundel voor debutanten van Script. Dat was al 1n 1999. Al schrijvend en herinnerend ontstond later Kala Kala.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik heb weer zitten smullen. Al die details. Geweldig.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Prachtig geschreven. Dat je na tientallen jaren de indrukken van die lodaline en het slangetje aan de kraan, de geur en de kringelende dampslierten nog zo weer kunt oproepen! En dan dat ''je had het kunnen weten''.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. vanaf: ik hoor de verhoogde tonen in haar stem ben ik al lezend extra dicht aanwezig daar onder het lage afdak. vol eenvoud en verstandig toegepaste liefde is jouw moeder hier. En dan de lodaline (met het op en neer bewegende bedeltje) Ik zou die geur nog weer willen ruiken.

    1 klein momentje was ik er even uit, nl: het enige verwarmde vertrek van ons scheve huis.als er had gestaan: van ons koude scheve huis dan had ik het vloeiender gelezen.warm en scheef is geen tegenstelling, zoiets.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Dank dank dank voor de fijne reacties. Daar ben ik erg blij mee, ook met de opmerking van Reflexxus over waar ze er even uit was. Daar kan ik wat mee!

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Ah, het huis is nu ook koud. Met dank aan reflexxus.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Leuk en ontroerend met een sneufje realisme zoals die kleine die op het rooster zegt draai me maar om aan die kant ben ik al gaar.
    De realiteit van vervolgingen komen nog steeds voor. In sommige landen nog steeds de Christenen.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Razdov goed om je hier te ontmoeten! Dank voor je reactie!

    BeantwoordenVerwijderen