Hoofdstuk 12

                                                              1954
De ziekte is er niet altijd. Soms hebben ze hèt. De meisjes slenteren stijf gearmd met hun hartsvriendin over het schoolplein en fluisteren in elkaars oor. Als ik aan hen vraag of ze mee trefbal spelen, weigeren ze: ‘nee vandaag geen zin’ en ze trekken een sloom gezicht.
Gymnastieken willen ze ook niet. Tijdens de les hangen ze op een bank opzij in het lokaal. Ze kijken toe, hoe wij hoog in het wandrek, steunend op één voet en één hand stevig vastgeklemd met onze vrije armen en benen steeds grotere cirkels in het luchtruim schrijven. Het heeft te maken met de badstoffen lap die ik laatst vond onder het bed waar ik in slaap samen met mijn zus. De doek zat vol donkerrode vlekken en verspreidde een akelige lucht. 'Doe hèt voortaan direct in het emmertje met sodawater dat in de schuur staat,’maande moeder mijn zus. Mijn zus trok net als ik een vies gezicht!Ik hoop niet dat het besmettelijk is, want ik wil niet opnieuw ziek worden.
Vorige herfst heb ik een longontsteking gehad. Er draaiden allemaal filmpjes in mijn hoofd. Het duurde drie dagen voor ik de kamer herkende waar ze mij met bed en al hadden geplaatst.
    ‘Gelukkig maar,’ zei de dokter, ‘dat we nu penicilline hebben waarmee ik je beter kan maken. Een paar jaar geleden was me dat niet gelukt.’ Een week lang kreeg ik iedere dag een spuit. Zes weken mocht ik niet naar school. Nu ga ik elke week naar het spreekuur van onze dokter. Mijn oren ontsteken steeds. Hij trekt me dicht tegen zich aan, kijkt met een lampje in mijn oren en druppelt er olie in. Het komt door mijn amandelen die zijn veel te groot. Maar ik doe wel gewoon mee met de gymnastiek.
Trees heeft het. Cobie heeft het. Jannie... en Berti doet ook al zo geheimzinnig de laatste tijd. Alleen Hannie en ik hebben het niet. Wij zijn de jongsten in onze klas en nooit zoals zij blijven zitten. Onderweg van huis naar school praten en giechelen ze over grote jongens uit het dorp. Otto’s naam wordt ook genoemd. Met een kleur op hun wangen stellen ze vast dat ze oud genoeg zijn om ‘s avonds naar de kermis te mogen van hun ouders.
    Nog een week en dan zal de jaarlijkse kermis het dorp onderdompelen in een kakofonie van geluiden. Ward en Jaap zijn al helemaal in de sfeer. Ze spelen harddraverij’tje met hun knikkers die ze de namen hebben gegeven van onsterfelijke paarden als Princess, Allouez en David O. Allemaal kampioenen van de kortebaan.
    'Klaarmaken op uw plaatsen een twee drie af!’ Twee aan twee rollen de paarden over het zeil van de hoge naar de lage zijde van het huis, waar de plint de finish is.
De eerste woonwagens trekken het dorp binnen. Op een weiland achter de kerk slaan de kermismensen hun kamp op en zetten de attracties in elkaar.
    ‘De draaimolen en de zweefmolen zijn al bijna klaar,’ vertelt Otto tijdens het avondeten. Deze twee attracties zijn er elk jaar. Wat er verder komt is steeds een verrassing. De zweefmolen vind ik leuk. Hannie en ik nemen een stoel in buitenste rij. Tijdens de rit duwen we elkaar. Vliegen met wapperende haren hoog boven de bezoekers over het veld. Voor de draaimolen ben ik te groot. Ik ga er alleen in om Freek of Louis vast te houden.
   ‘De cakewalk is er weer,’ gaat Otto verder met zijn verslag.
    ‘Jippie!’ Mijn favoriete attractie is na een afwezigheid van zeker twee jaar weer terug.
    ‘Er is ook een variété met slangenmeisjes en jongleurs.’
    ‘Ik heb ze zien oefenen,’ zegt Dirk: ‘die meiden zijn hartstikke lenig. Ze leggen hun benen hup in hun nek.’
Samen met Hannie zwerf ik tussen de kramen met ijsco’s, suikerspinnen, oliebollen, paling, maatjesharing.
    ‘Altijd prijs! Altijd prijs!’ Roepen de kermislui. Ze zwaaien met de bundel touw. Anderen bieden ballen aan om conservenblikken mee van een plank af te gooien. Vijf ballen gooien kost een dubbeltje. Ik voel met mijn hand in de zak van mijn jurk. Moeder geeft ons iedere dag zes dubbeltjes. Genietend zuigen we aan de roze zuurstok. De poreuze punt prikkelt mijn tong, eng en toch lekker. Bij de kop van Jut aangekomen bewonderen we de gespierde armen van de man die het stuk ijzer meters hoog de lucht in laat knallen. Verder gaat onze belangstelling naar mannen en jongens niet.Hannie en ik juichen bij de baan van de draverij onze favoriete paarden toe: ‘hup O Marijke! Hup Hannover!’
Als ik tegen het einde van de derde dag op zoek ben naar een plekje waar ik ongezien kan plassen, betrap ik Trees samen met Otto achter de woonwagen van een kermisklant. Otto duwt zijn tong in haar mond en zijn hand beweegt heen en weer onder haar rok.
Het is mijn eerste zomervakantie zonder mijn nichtje Lena.Als ik niet op mijn kleine broertjes hoef te passen ga ik trainen. Ik weet nu wat ik wil: bij het Nationaal Ballet.Een prima donna worden net als Anna Pavlova en kunnen mijn ouders de opleiding niet betalen, dan kan ik nog als slangenmeisje bij het variété en alle kermissen afreizen. Iedere dag oefen ik de spagaat. Zak afwisselend met mijn rechterbeen voor, mijn linkerbeen achter en omgekeerd tot in de uiterste
spreidstand waar mijn kruis de grond aanraakt. Dan veer ik een paar keer op en neer, rek de spieren van mijn dijbenen op en laat ik me tot slot stervend als een zwaan met mijn handen boven mijn hoofd plat naar voren vallen.
    ‘Pas maar op dat je niet uitscheurt,’ zegt mijn vader als hij me zo bezig ziet. Ik studeer de danspasjes in die ik van de slangenmeisjes op de kermis heb afgekeken. Oefen de evenwichtskunst op de lat waarover moeder de kleden hangt en loop met wijd gespreide armen over de rand van de half verrotte schutting die de grens vormt tussen onze werf en die van de buren. Na de vakantie, onderweg naar school,leg ik hele afstanden af in radslag en toon trots aan Hannie en Trees hoe ik in een vloeiende beweging van handstandoverslag op mijn voeten en weer rechtop kan komen.
Door al dat oefenen krijg ik veel spieren. Bij mijn tepels begint het zelfs dik te worden. Twee bobbels ontsieren mijn mooie rechte lijf. Ze trillen en schudden hinderlijk als ik hardloop of mijn oefeningen maak.
    ‘Het is geen gezicht,’ zegt mijn zus tegen moeder. ‘U moet een beha voor haar kopen.’ Waar mijn zus zich al niet mee bemoeit! Alleen omdat ze bijna vijf jaar ouder is denkt ze dat ze de baas over mij is. Laat ze maar op zichzelf letten en op tijd uit haar bed komen. Zeker drie keer in de week staat de bus voor ons huis op haar te wachten. Ze propt haar nylons snel in haar jaszak en met een boterham in haar hand rent ze de bus in om naar haar werk te gaan. Bijna alle chauffeurs zijn vriendjes van haar. Ze vallen voor haar knappe gezicht. Mij beduvelt ze daar niet mee. Ik haat haar soms zoals het afgelopen voorjaar. Alleen om mij te kwetsen - ze weet dat ik veel houd van onze poes - plaatste ze haar voet onder de buik van de poes en wipte het dier van het dak van de schuur af. Ze lachte en riep:‘geef niets! Een kat komt altijd op zijn pootjes terecht.’ Maar de andere dag werden er zes kale dode poesjes geboren.
Omdat mijn moeder luistert naar zo’n gemeen kind moet ik nu een beha aan.Ik schaam me letterlijk dood in dat katoenen tuig dat knelt en schuurt langs mijn huid. Ik wil helemaal geen borsten. Ik wil niet dat de jongens over me praten. Ik blijf altijd thuis wonen. Ik ben gewoon een kind.
    Op een dag als ik weer mijn oefeningen maak, voel ik iets kleverigs in mijn onderbroek. Er zit een donkerrode plek in het kruis. Even denk ik dat vader gelijk heeft gekregen maar dan weet ik: dat is hèt. Eerst een beha en nu hèt. Wat gebeurt er allemaal? Mijn lichaam is niet meer te vertrouwen. Er groeit haar op plaatsen waar ik het niet wil hebben en het bloedt zomaar. Ben ik nu wel of niet van mezelf?
    Kan dat zomaar, wat de kapelaan laatst zei? Hij kwam klagen bij mijn moeder over mijn zus. Ze had zijn regels overtreden en was terwijl ze nog geen achttien jaar is stiekem naar de dansles gegaan. Het was vroeg op een maandagochtend. Ik hielp mijn moeder met het aanpakken van wasgoed dat ze door de wringer draaide.‘En die,’ wees hij naar mij: ‘die hou je maar voor jezelf.’
    Wat bedoelt zo’n man? Kan je ook niet van jezelf zijn? En heeft mijn moeder ook gelijk als ze soms zegt: ‘je kont is niet eens van jezelf.’ Uit de kast met kleren pak ik een onderbroek. De vieze stop ik in de zak met vodden in de schuur. Ik wil niet dat iemand weet dat ik hèt heb. De andere dag is hèt er nog. En de dag daarna en de dag daarna. Ik heb mijn laatste schone onderbroek gepakt en nog is hèt er. Vernederd, in de steek gelaten door mijn eigen lichaam, vertel ik het mijn moeder. Ze neemt me mee naar boven. Daar doet ze een gordeltje om mijn buik en laat zien hoe ik de badstoffenlap tussen mijn benen moet  vastmaken.
    ‘Je bent nu een groot meisje geworden,’ zegt ze.
Een paar weken later op school is hèt er weer. Mijn buik doet pijn. Ik vraag of ik naar de wc mag en loop weg naar huis. Moeder stopt me beneden in de voorkamer in het bed waar ze slaapt met vader en gaat verder met het strijken van de was. Een scheurende pijn trekt links en rechts door mijn buik die gloeit en klopt.
    ‘Het is niets bijzonders,’ zegt mijn moeder, ‘het hoort erbij.’
Ik ren het bed uit naar de wc en weer terug in bed. ‘Ik wil het niet! Ik wil het niet!’ Gil ik naar haar.                                                                                                 


27 jaar later,                                                                     

       ' 'Ik geloof dat er een komt.' 
       'Een wee? Alstublieft mevrouw flink per­sen,'
moe­digt de dokter me aan. Ik hap naar lucht. Haal diep adem. Zuig alle zuurstof weg uit het universum.
       'Ja,' roept  de dokter, 'doorpersen hoor! Nu volhouden!'
       'Goed zo! Geweldig!'
       'Zuster het apparaat staat aan hé?'  
       'Ja, kijk es! Kijk es! Daar komt-ie!'
       'Goed zo meisje je doet het geweldig!'
       'O óh...,' slaakt  een vriendin.
       'Geweldig! Toe maar! Nog even volhou­den.'
       'Cup af zuster!'
       'Nog even doorpersen Mevrouw, zachtjes niet te hard.'
       'Toe maar! Nog even een beetje hier.'
       'Nog even!'
       'Ja...!'
       Met vochtige geluiden bevrijdt het kind zich uit mijn schoot. De dokter tilt het tussen mijn benen omhoog.
       'Een jongen!' Roep ik.
       'Ja hoor, dat heb je goed gezien.'
Antwoorden mijn vriendinnen.
       'Wat schattig! Wat een scheet van een kind! Wat prachtig, wat geweldig...!'

Schreeuwend verscheurt mijn zoon de stilte. Hij hapt naar lucht.Vult zijn longen gretig met  zuurstof: ademt in,ademt uit, ademt...

5 opmerkingen:

  1. Hoofdstuk 12 is het laatste hoofdstuk van deze kleine roman. De zomervakantie is al begonnen, dus maak een PDF- documentje van Kala Kala en print dit uit. Stop het tussen uw bagage en lees ver weg, in alle rust over hoe kleine meisjes in de naoorlogse periode van de vorige eeuw, opgroeiden en volwassen werden.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het is een prachtig sfeerbeeld geworden. Kan zo verfilmd worden. Erg aangrijpend.

    Nog even een u toevoegen bij schreeuwend.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ademloos zitten lezen. Wauw. heel bijzonder.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Wat een geweldig boek. Ik heb met veel bewondering je verhaal, details en beschrijvingen gelezen. Het leest als vanzelf, zonder moeite en blijvend boeiend.
    Het heeft even geduurd voor ik de tijd ervoor nam om weer verder te lezen, want dat moet ik in rust doen.
    Je weet de sfeer zo goed over te brengen. Het leven in een groot gezin. Alle moeilijkheden en emotionele gebeurtenissen op een eenvoudige manier beschreven waardoor ze zeer indrukwekkend zijn.
    Een kunst op zich.
    Heel bijzonder Sagita.
    Dank voor het delen.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Wat een fijne, mooie en stimulerende reacties! Dank Marja, dank Brechtje en ook heel veel dank Elly dat je de moeite heb genomen om het helemaal te lezen en ja ik deel het graag met mensen die willen weten.

    BeantwoordenVerwijderen